Opdracht 8: gedichtenanalyse
Dichter: Hester Knibbe, geboren op 6 januari 1946. Het is een Nederlandse dichteres.
Belangrijke dichtbundels: Antidood (1999), Een hemd van vlees (1994), Oogsteen (2009)
Thema’s:
Een terugkomend thema in haar gedichten is de dood van haar zoon. Ze kan moeilijk afscheid nemen van haar verloren zoon, hoe hard ze ook probeert ze kan het niet accepteren en vindt het niet rechtvaardig. Je vindt in veel van haar gedichten een kleine verwijzing naar haar zoon snel terug.
Daardoor kan je troost ook zien als een terugkomend thema. Door het schrijven van gedichten vindt ze troost en kan ze de dood van haar zoon relativeren.
Het laatste belangrijke thema is de ouder-kindrelatie. Ze beschrijft in heel wat gedichten haar liefde naar haar zoon toe.
Prijzen:
Hester Knibbe won in 2010 de Gedichtendagprijs. Een deskundige jury kiest de drie mooiste gedichten uit van het afgelopen jaar. Haar gedicht ‘Oogsteen’ zat er dus bij. De Gedichtendagprijs is een onderdeel van de jaarlijkse Gedichtendag in Vlaanderen en Nederland. Tegenwoordig is Gedichtendag de eerste dag van de Poëzieweek.
Heel recent wist Knibbe ook de VSB Poëzieprijs te winnen. Een prestigieuze prijs voor de beste dichtbundel van het voorgaande jaar. Zij won de prijs en de bijhorende 25.000 euro voor haar dichtbundel Archaïsch de dieren.
Gedicht
Koraaltuin
Beloofd is dat het water haar zal
dragen. De ogen afgeschermd, de mond
in vissenstand rondom
een adembron, maakt ze haar voeten
van het vaste los en neemt met hoofd
en buik de sluikweg naar een wereld
zonder fluistering, die
wijkt, omsluit. Omsloten
door een evenwicht dat vloeibaar is,
doorzichtig ruimte uitspaart voor
het matglas van de kwal en tal van
kleuren samenscholing vis, is ze
de vreemdeling die kijkt hoe stilte
zonder rafeling te snijden is.
uit 'Een dunne duurzaamheid', 1999
Analyse van het gedicht:
Titel:
De titel is Koraaltuin. Dat verwijst naar waar de persoon in het gedicht terecht komt. Ze zwemt rond in een kleurige ruimte die voor haar aanvoelt als een tuin. In een koraal zijn er altijd waterplanten aanwezig en dit beschouwt zij als één grote tuin.
Lyrische ik:
Het gedicht is geschreven in de 3e persoon. Er wordt een handeling van een meisje/vrouw besproken. Dat zie je al terug in de eerste zin: “Beloofd is dat het water haar zal dragen.” Dit komt geregeld terug in het gedicht, dat er wordt verwezen naar die vrouwelijke persoon.
Thema van het gedicht:
Wanneer je puur naar de tekst gaat kijken van het gedicht, wordt er beschreven hoe iemand in het water duikt en in een prachtig koraalrif terecht komt. Eerst wordt beschreven dat ze haar klaar maakt en aan de zuurstof wordt gelegd, haar ogen worden afgeschermd om vervolgens haar duik te nemen in het water. Daar komt ze dan terecht in een koraal waar de stilte heerst.
De titel is Koraaltuin, dat is de plaats waar ze naar toe duikt en uiteindelijk belandt in een tuin van koraalplanten.
Als motief zou je kunnen zeggen dat de drang naar het onbekende hier heerst. Ze kent die wereld niet en weet niet goed wat ze ervan moet verwachten, maar toch is ze vastberaden om die sprong te maken. Uiteindelijk zal ze wel zien waar ze uitkomt en hoe ze hier mee zal omgaan.
Vorm van het gedicht:
Het gedicht is opgebouwd uit vier strofen, met eerst 3, dan twee keer 4 en als laatste 3 regels per strofe. Maar elke strofe gaat over in elkaar. Na strofe één ga je meteen verder in de volgende strofe en dit gaat heel de tijd verder. Je kan dit interpreteren dat de persoon in het gedicht steeds nieuwe dingen ontdekt in de koraaltuin. Alsof ze achter elk nieuw hoekje iets anders ontdekt. En door die strofen in elkaar op deze manier te laten overgaan krijg je echt dat gevoel dat je achterop zit bij de persoon en samen met haar de duik maakt.
Op het eerste zicht hebben we hier te maken met een sonnet. Je ziet de duidelijke structuur van een sonnet: 3-4-4-3 regels. In totaal 14 regels, zoals in het klassieke sonnet.
Beeldspraak, stijlfiguren en symbolen:
Zoals ik al had geschreven bij het thema van het gedicht, is het iemand die zich klaar maakt om in het water te duiken en daar enkele ontdekkingen doet. Als motief had ik er een sprong in het onbekende opgeplakt. Dus als je het mij vraagt zit dit gedicht vol metaforen en beeldspraak.
In het algemeen zou je kunnen zeggen dat het een meisje is dat in een nieuwe omgeving wordt gezet die ze helemaal niet kent. Ze kent de gebruiken niet en weet niet wat ze moet verwachten.
Wanneer je al gaat kijken naar de eerste zin: Beloofd is dat het water haar zal dragen, geeft al veel prijs. Zelf ziet ze de sprong in het onbekende niet direct zitten en ze proberen haar gerust te stellen door te zeggen dat het wel goed komt.
In de regel “ze maakt haar voeten los” kan je interpreteren dat ze op dat moment afspringt van haar verleden en klaar is voor de toekomst en haar sprong in het onbekende. Knibbe beschrijft deze weg zelf als een sluikweg naar een wereld zonder fluistering. Alsof ze moest weggaan van iets en onopgemerkt ergens probeert binnen te dringen.
In de laatste strofe wordt gezegd: “ze is de vreemdeling die kijkt hoe stilte zonder rafeling te snijden is”, hier kan je uit afleiden dat ze alles vanop een afstandje bekijkt in een samenleving die de hare niet is. Ik denk dat je dit kan vergelijken met een blanke persoon die terecht komt in een boerendorpje in Afrika. Iets waar er dag en nacht verschil is tussen twee samenlevingen. En zelf weet zij niet goed wat ze moet doen of handelen hierbinnen. Er wordt gesproken van een samenscholing van vis, dat kan wijzen op de plaatselijke bewoners die samentroepen en zij die alleen achterblijft.
Rijm en klank:
Echte rijmklanken zijn niet aanwezig in dit gedicht. Toch ben ik ervan overtuigd dat de klanken in dit gedicht wel specifiek gekozen zijn en bij thema’s water en onzekerheid passen. Woorden als sluikweg, doorzichtig, samenscholing, vreemdeling passen goed binnen het thema van dit gedicht. Zij wijzen op de grote onzekerheid die de persoon draagt.
Ritme en metrum:
Het gedicht vertoont vaste ritmes die neigen naar een jambe. De klemtonen wisselen elkaar af, van zacht naar hard. Heel het gedicht lang wordt er vastgehouden aan deze structuur. Zeker wanneer je de laatste strofe gaat bekijken, kom je een duidelijke jambe structuur tegen.
Bronnen:
Coillie, J. V. (2005). Met duizend blote ogen. Averbode, België: Averbode.
Hester Knibbe. (2015, 11 november). Geraadpleegd van https://nl.wikipedia.org/wiki/Hester_Knibbe
VSB Poëzieprijs. (z.j.). Geraadpleegd van https://www.vsbpoezieprijs.nl/content?id=62